Meerdaagse wandeltocht door de Mercantour
De Mercantour is een prachtig natuurgebied waar de natuur zijn eigen gang gaat. Wolven, gemzen en steenarenden zwerven in dit dunbevolkte gebied op de grens van Italië en Frankrijk rond en ook wij waanden ons vrij in prachtige berglandschap.
Een halfjaar na de tocht in de Hoge Venen, en een jaar na de tocht in de Vercors, besloot ik met Nico om in de zomer van 2009 in de Mercantour te gaan wandelen. Het werd een indrukwekkende week voor twee onervaren jongens.
Van Zwolle naar Nice met de TGV
7 juli, half tien ‘s ochtends. Klaar voor vertrek. De rugzak met tent, slaapzak, eten en drinken (in totaal zo’n 20 kilo) gaat op de rug om daar de komende week slechts enkele keren af te komen. Met de bus vertrekken wij naar het station van Zwolle, nemen dan de trein naar Amsterdam om vervolgens met de TGV naar Parijs te vertrekken.
Daar aangekomen vertrekken we vanaf Gare du Nord met de metro naar Gare du Lyon om vervolgens weer op een TGV te stappen in de richting van Nice. De reis gaat voorspoedig, maar het venijn zit in de staart. Bij de kust aangekomen mindert de TGV vaart en duurt het nog zo’n anderhalf uur voordat we in Nice zijn.
Na een lange dag reizen komen we om 23:30 uur aan in deze zomerse stad. In de zwoele avond warmte lopen we naar een hotel en gaan slapen. De volgende ochtend willen we namelijk vroeg vertrekken.
Warme soep bij Refuge de Adus
8 juli – Om zes uur gaat de wekker. Het is tijd om op te staan. Om 8 uur vertrekt de bus naar St Martin sur Vesubie, maar wel vanuit de andere kant van de stad. Een bus die maar drie keer per dag gaat en die we moeten hebben. Want als we deze missen, dan zijn we de eerste wandeldag al weer kwijt.
Na 90 kilometer rijden komen aan in St Martin. We beginnen direct met wandelen, maar de start is moeizaam. We hebben nog niet gegeten en ook de route is niet echt inspirerend. Wat het nog erger maakt is dat we ook nog op het verkeerde pad lopen. Beide zijn we wat chagrijnig en pas tegen het middaguur beginnen we ons wat prettiger te voelen. Dan kan ook eindelijk die mooie wandelvakantie echt beginnen.
Na een korte pauze besluiten we om de 2500 meter hoge Mont Archas te gaan beklimmen. Het is één van de hogere toppen in het park en geeft dus een prachtig uitzicht over het reservaat. De klim begint op 800 meter hoogte en dus hebben we een aardige tocht voor de boeg. Na een paar uur flink stappen komen we aan op de bergkam. Het is nog 300 verticale meters naar de top en die besluiten we om zonder rugzak af te leggen. Uiteindelijk komen we dan toch op de top aan en daar genieten we van het weidse uitzicht.
Terug bij de rugzakken is het alweer vijf uur en voor ons is het nog zeker een uur lopen naar de Refuge des Adus. De hut ligt op een paradijselijk plekje, ingeklemd tussen de bergen in een prachtige vallei met hoge naaldbomen. We zetten ons tentje neer en beginnen dan met de maaltijd.
Na een paar minuten komt een Frans gezelschap ons tegemoet. Zij hebben de hut gereserveerd voor wat lijkt een schoolkamp en nu komen ze ons groentesoep in een kommetje en een bord pasta brengen. We bedanken de mensen hartelijk en genieten van de warme maaltijd. Na het eten sprokkelen we wat hout om een vuurtje te kunnen maken. Het is nu al een groot avontuur.
Verdwalen aan het einde van een loodzware dag
9 juli – Vannacht heb ik rillend in mijn bed gelegen. Ik open de veel te kleine tent en zie bevroren dauw op het gras. Met moeite kruip ik uit mijn slaapzak.
Na het ochtendritueel vertrekken we richting Mollieres. Een klein gehucht diep in de een vallei die slechts via één weg te bereiken is. De tocht richting het dorp loopt voorspoedig. We komen wat oude sneeuwresten tegen, waarop de tekenen van een koude nacht goed te zien zijn. Omdat we in stilte lopen en vroeg zijn vertrokken kunnen we van dichtbij een aantal gemzen bewonderen die langs het pad staan te grazen. We genieten intens en lopen terwijl we richting Mollieres lopen.
Vlak na het dorpje wordt de tocht ineens erg zwaar. Het water kan hier met moeite door de kloof en een aantal belangrijke bruggetjes zijn weggeslagen en dat betekent dat we op zoek moeten naar een alternatieve route tot we weer op het originele pad kunnen lopen. Na wat klim- en klauterwerk bereiken we het pad en kunnen we onze weg door de kloof vervolgen.
Als we de kloof door zijn, nemen we pauze. We hebben twaalf zware kilometers afgelegd, maar zijn nog maar op de helft. Op een stille plek in de schaduw langs de rivier rusten we uit. Voor ons ligt dus nog een lange tocht. Met een lange klim naar 1800 meter.
Via een zorgvuldig aangelegd pad met grote stapstenen klimmen we omhoog richting Valabres. Vanaf het uitgestorven ruïne dorpje loopt het pad aanzienlijk steiler omhoog. Om 7 uur ‘s avonds komen we volledig uitgeput aan op de bergpas.
Bovenop de berg houdt het pad ineens op. We zoeken nog een tijdje maar kunnen niets vinden. Teruggaan is geen optie en hier overnachten voelt ook niet goed. Vierhonderd meter lager zien we het pad liggen, maar in de verte de plek waar we hadden willen overnachten.
Er zit niets anders op. Met onze zware rugzakken op, klimmen we via de steile gruishelling naar beneden. Uitglijden, opstaan, vallen, opnieuw opstaan. Ruim anderhalf uur lang gaat het zo door. We halen onze handen open aan scherpe takken en stenen en voelen ons hier helemaal niet prettig.
Halverwege de helling zakt de moed ons echt in de schoenen. In de steenlawines vinden we botten van Gemzen. Als zij hier al niet langs kunnen, hoe moeten wij dat dan doen? De adrenaline en spanning begint op te lopen, terwijl het einde van de dag nadert.
Maar we gaan door. No way dat we op deze berg blijven slapen. Na veel pijn en moeite bereiken we om 9 uur de restanten van een oud huisje. Hier plaatsen we onze tent om vervolgens bijna direct in slaap te vallen.
Lopen door de Vallon de Longon
10 Juli – Na de helletocht van gisteren hebben we een heerlijke nacht gehad. We zien de nieuwe dag dan ook positief tegemoet. Het belooft een mooie dag te worden. Dunne bewolking zorgt voor bescherming tegen de zon en na een korte klim staan wij in de wonderschone vallei; de Vallon de Longon.
In de vallei lopen herders en hun honden om de schapen bijeen te drijven. Eromheen liggen majestueuze bergen met grasgroene hellingen en aan het einde van de lange vallei ligt de 2800 meter hoge Mont Mounier. In deze prachtige omgeving eten we ons broodje met cervelaatworst om nieuwe op te doen. Ook blikken we vooruit op vandaag.
Het doel is om te overnachten op de helling van de Mont Mounier, vlak na het gehucht Vignols. Dit spookdorp wordt in de zomer door een aantal mensen bewoond, en is in de winter volledig verlaten. We passeren het dorp en om drie uur slaan we ons kamp op, op zo’n honderd meter van een beek. Het uitzicht is prachtig en we genieten intens van de warme middagzon. Zo zijn we gisteren alweer bijna vergeten.
Steenarenden en sneeuwvlakten op de Mount Mounier
11 juli – Om zes uur worden we gewekt door het eerste daglicht. We beginnen met opruimen en om half 8 vertrekken we naar de top van de Mont Mounier. Deze 2800 meter hoge bergtop is vandaag omringt door dreigende wolken. Er is dus geen tijd te verliezen als we nog van het uitzicht willen genieten.
De zonnestralen die de aarde weten te bereiken zorgen voor termiek waarop steenarenden zachtjes door de lucht glijden. Het zijn er zeker dertig die op nog geen twintig meter hoogte over ons heen vliegen. Prachtig om te zien.
De tocht naar de top gaat vlot en om 11 uur staan we op de top. Omdat de dreigende wolkenlucht niet minder lijkt te worden moeten we snel weer afdalen. Maar niet zonder eerst een paar topfoto’s te maken. Nadat we de scherpe graad hebben beklommen voelt dat als een echte overwinning.
Nadat we zijn afgedaald lopen we verder in de richting van Roya, een klein herdersdorpje midden in de bergen. Als we bij de noordzijde van de Mounier aankomen worden we verrast door sneeuwvelden. Sommige hebben een doorsnee van een paar honderd meter en het oversteken vraagt om een vaste voet.
Nadat tot 1400 meter zijn afgedaald gaat onze reis van Roya verder naar Auron. Om deze wintersportplaats te bereiken moeten we opnieuw klimmen. Ditmaal over een bergpas van 2000 meter hoogte.
De laatste afdaling die regelmatig een mountainbikeroute doorkruist is vermoeiend en om zes uur komen we aan op de camping in Auron. Op deze camping, gerund door een oud frans vrouwtje, maken we gebruik van een douche om ons eens lekker op te frissen. Daarna gaan we het dorp in om inkopen te doen en pizza te eten. Want dat hebben we wel verdient na een mooie, uitputtende dag.
Met een tent en kampvuur op Col d’Anelle
12 juli – Om 8 uur schijnen de warme zonnestralen heerlijk op de tent. Gisteravond was het mijn beurt om de tent op te zetten en per ongeluk heb ik ons hoofdeinde bergafwaarts gelegd, met als gevolg dat onze hoofden lager lagen dan onze voeten. Laat mij maar kaartlezen, want een tent opzetten kan ik blijkbaar niet.
Ondertussen heeft Nico vers stokbrood gehaald. We pakken onze pakjes jam erbij en smeren het uitgebreid over het verse brood uit. Na een rustige ochtend vertrekken we om 12 uur naar St Etienne sur Tinée. De wandeling is kort en rond 2 uur ‘s middags komen we op de camping aan. Hier reserveren we een plekje voor over twee nachten.
Dan lopen we door naar de Col d’Anelle. De overnachtingsplek voor deze nacht en de nacht erop. Om 7 uur ‘s avonds staat het tentje, is de kip kerrie in onze buikjes beland en staat het kampvuurtje aan. Dit is genieten op het hoogste niveau.
Een blik op de eeuwigheid en Col de la Bonette
13 Juli – Fascinerend hoe het lichaam zonder kunstmatig licht het ritme van de natuur volgt. Om 10 uur is het donker en ga je slapen en bij het eerste licht ben je meteen weer wakker.
Deze ochtend vertrekken we richting de Gialorgues vallei met het plaatsje Saint-Dalmas-le-Selvage. Nadat we aan de rivier van de gelijknamige vallei hebben gegeten lopen we richting St-Dalmas.
Onderweg komen we een kleine poel tegen met honderden kikkervisjes. Heel langzaam loopt de plas leeg en de brandende zon doet daar nog een schepje bovenop. Zonder dit water zullen ze niet overleven. De donkere kant van de natuur.
In St-Dalmas, op een plein waar de kinderen spelen, lopen we een kleine winkel binnen. “Deux pains s’il vous plaît avec jambon.” In de schaduw van de kerk, aan de rand van het plein eten we ons verse stokbrood met ham.
Om 1 uur ‘s middags begint de lange klim in de brandende zon naar Col de la Colombière. Vanaf daar hebben we prachtig uitzicht op de Col de la Bonette. De hoogste bergpas van Europa die je met de auto kan nemen. Kleine jongens waren we nog, toen we tien jaar geleden met de auto in een sneeuwstorm belanden. In die tijd is er hier weinig veranderd. De bergen staan er nog net zo imposant en tijdloos bij als toen.
Terug naar huis
Vanaf Col de la Colombière lopen we terug naar Col d’Anelle. Nadat we uitgeput bij het kampvuur zitten na te genieten horen we stemmen. Onmogelijk op deze plek. Een vreselijke nacht volgt. Ik doe geen oog dicht. Om zes uur vertrekken we naar de camping die we hebben gereserveerd. Bijna rennend. Op de camping val ik eindelijk in slaap. Moe van de vorige nacht. Wat het is geweest? Geen idee.
‘S avonds genieten we van het vuurwerk op de bevrijdingsdag van Frankrijk, Quatorze Juillet. Of we hier ooit weer terugkomen weet ik niet. Maar de bergen zullen er zeker nog staan. Waarschijnlijk nog een eeuwigheid.